Onderstaande artikelen zijn geschreven door Ger Tummers

Geef het dus niet te snel op indien Uw schama niet of niet genoeg zingt. Probeer eens na te gaan hoe U hem kunt helpen aan de hand van een of meerdere van de hierboven gegeven tips.
Mestonderzoek kan heel nuttig zijn
Ruim voor het broedseizoen heb ik een aantal mestmonsters ingestuurd naar Jan de Weert uit Halsteren. Bij deze monsters waren er ook enkele van Wim Heppings Goulds, die al een paar jaar problemen geven bij de kweek. Dat gold ook voor twee monsters van mijn schamalijsters. Verder waren er drie monsters bij van nieuw aangeschafte vogels.
De mestmonsters worden alleen microscopisch onderzocht en er wordt daarbij gekeken naar de aanwezigheid van bacteriën, parasieten (coccidiose, atoxoplasmose), schimmels en overig (verschillende soorten wormen).
Niet alleen de aanwezigheid van bovengenoemde besmettingen wordt door Jan de Weert gemeld, ook de mate waarin ze voorkomen. Zo wordt de hoeveelheid bacteriën aangegeven met X1, X2 of X3, al naar gelang de geschatte hoeveelheid.
Naast het geven van de soort besmettingen geeft Jan de Weert ook een advies voor het kuren. Voor bacteriën raadt hij aan te kuren met Baytril,. Tegen coccidiose en atoxoplasmose (dikke leverziekte) adviseert hij te kuren met ESB/3. Daarnaast geeft hij vaak het advies om geplette of geperste verse teentjes knoflook in het drinkwater te verstrekken. Ook dat is goed tegen bacteriele besmettingen.
De resultaten van dit onderzoek waren voor zowel Wim als voor mij erg belangrijk met het oog op het lopende/ komende broedseizoen. In de diverse monsters werden een of meerdere van de hierboven genoemde besmettingen gevonden . Zo werden bij de goulds naast flinke bacteriele besmettingen ook luchtpijpwormen en haarwormen gevonden. Deze werden bestreden met Ivomectine. Na de voorgeschreven kuren bleken de kweekproblemen met de goulds te zijn verdwenen en werden er weer normale aantallen gezonde jongen gekweekt.
De ernstig besmette goulds bleken allemaal te zijn aangekocht .Ook mijn aangekochte vogels bleken ernstig besmet te zijn. Extra verontrustend is dat zowel bij mijn en Wims aangekochte vogels atoxoplasmose werd aangetroffen. De hoeveelheid atoxoplasmose in de mest van de rode kardinalen nam sneller af door het kuren dan die van de schamalijsters. Mogelijk komt dat omdat de schama´s minder drinken en daardoor minder medicijnen binnen krijgen. De schama´s krijgen namelijk vrij veel dierlijk voedsel dat van nature al veel vocht bevat.
Atoxoplasmose is “verwant “aan cocicidiose, doch het probleem van atoxoplasmose is vele malen groter omdat het door het hele lichaam is verspreid. Dus ook op plaatsen waar de doorbloeding minder is, zoals in pezen. Daardoor is de bestrijding met medicijnen ook veel moeilijker, omdat er op die plaatsen weinig medicijnen komen door die slechte doorbloeding.
Besmetting met coccidiose is veel gemakkelijker te bestrijden omdat dit zich alleen in de darmen bevindt. Volgens Jan van de Weert bevatten de monsters geen coccidiose. Hij kan duidelijk onderscheid maken tussen cocidiose en atoxoplasmose, hetgeen voor de duur van de kuurperiode belangrijk is.
De kosten van het mestonderzoek bedragen € 6, per monster. De monsters werden per post opgestuurd naar Jan de Weert. Zijn telefoonnummer is 0164-685977. Na telefonisch contact zal hij gedetailleerd aangeven hoe de monstername en het opsturen dient te gebeuren.
Ger Tummers
De Bidsprinkhaan
Van alle rovende dieren is de bidsprinkhaan wellicht het gemakkelijkst door een handige speelgoedmaker na te bouwen. Het beestje handelt net als een opwindmechaniek. Meestentijds zit het, de veer strak gespannen, roerloos te loeren of er een prooi langs komt. De camouflage komt hierbij goed van pas. Is de prooi binnen bereik, dan loopt het klokwerk af. De vroom onder de kop gevouwen poten klappen uit en meteen weer in, op de terugweg met de prooi onverbiddelijk ertussen. Er bestaan opwindspaarpotten die op een zelfde manier het te sparen geld van de verjaarsvisite naar binnen harken. Alleen gaat het bij de bidsprinkhaan nog sneller.
Binnen een twintigste van een seconde is het gebeurd. Een sterke veer dus. Waar tegenover staat dat vanwege de grote snelheid correcties onmogelijk zijn. Maar dat betekent ook dat er geen correctiemechanismen ingebouwd hoeven te worden. Niks cybernetica of regelkringen. De slag moet gewoon in een keer raak zijn. Daarvoor zorgt de kop. Die draait als de geschutskoepel van een tank- krrrr-met het toekomstig slachtoffer mee-krrrr- tot dit in de vuurlinie is. Tastharen in de nek vertellen de grijppoten wat6 de richting van de kop, en dus ook van de prooi, is. Op het bevel ‘vuur!’ volgt alles of niets. Om precies te zijn: in vijfentachtig procent van de gevallen alles, slechts in vijftien procent niets. Een mooi gemiddelde voor een mechaniekje.
Natuurlijk is het heel moeilijk een speelgoed-bidsprinkhaan het onderscheid tussen de eigen soort en prooisoorten te leren. Maar dat is ook niet nodig. Een echte bidsprinkhaan kent dat ook niet. Alles wat binnen schootsafstand beweegt brengt het mechaniek in werking: koepeldraaien-vangpoten klaar? – positie opgenomen? – vuur!
Alles. Dus ook een soortgenoot die wenst te paren. Zelf bidsprinkhaan zijnde, weet het mannetje een wijfje als regel voldoende omzichtig te benaderen om erbovenop te klauteren. Maar daarna is hij verloren. In een ruk grist ze hem de kop van de romp. En zie hoe mooi de natuur in elkaar zit: terwijl zij van zijn kop peuzelt, maakt hij zijn karwei rustig af. Waarmee bewezen is dat een man voor het paren zijn kop niet nodig heeft. Na afloop is de rest van het lijf eveneens overtollig en beëindigt het wijfje, nu het zaad binnen is, haar maaltijd.
Van wreedheid kan bij zo’n opwindmechaniek geen sprake zijn. Zij gaat vrijuit. Maar hij heeft het aan zichzelf te wijten. Want het kan ook anders. Bepaalde roofspinnen houden uit voorzorg tijdens de paring de gevaarlijke wijfjeskaken omklemd. Eleganter nog is de oplossing van de ballonvlieg. Deze gaat eerst op pad om een prooi te vangen. Netjes in een ballonnetje verpakt biedt hij deze als cadeautje het vrouwtje aan. Terwijl zij het aan de voorkant uitpakt, pakt hij haar van achteren.
Toch gaat mijn hart uit naar de wolfspin. Die is nog leper. Ook hij komt braaf met een presentje voor zijn geliefde aanzetten. Ook hij eist daarvoor meteen een tegenprestatie. Maar zo gauw hij die-vlug, vlug- heeft genoten, grist hij het pakketje terug om er een ander voor korte tijd mee te verblijden. Over een afgelikte boterham gesproken. En dan te bedenken dat er een verwant van de ballonvlieg is die ze nog bruiner bakt. Zijn ballonnetje blijkt leeg. Wie zulke prachtige diertjes in elkaar weet te zetten moet zich een God wanen.
(Dit stukje is volledig overgenomen uit het boekje “HET BEEST” van Midas Dekker. De in dit boekje gebundelde stukken werden eerder door de Vara uitgezonden in het radioprogramma “Vroege vogels”.)
(bijdrage aangeleverd door Ger)