Onderstaande artikelen zijn geschreven door Ger Tummers

 

Mijn schamalijster zingt niet….!      

                  

 

 


Elk jaar weer krijg ik een aantal telefoontjes waarin me de vraag wordt gesteld: “Waarom zingt mijn schamalijster niet of zo weinig?” Inmiddels weet ik daar een aantal zinvolle antwoorden op te geven, denk ik. “Normaal” gesproken, bij mij dus, zingt de schamalijster vrijwel het hele jaar, met uitzondering van de ruiperoide. Als de ruiperiode er op zit, beginnen ze weer te zingen, zij het wat zachter dan gewoonlijk. Dat blijft zo totdat de broedperiode nadert. Dan zingen ze weer uit volle borst. Vandaag, vijf januari, hoorde ik een pop uit volle borst zingen! Dus wat is normaal? 

Het is in ieder geval normaal dat ze bij mij goed zingen. Dat komt om te beginnen, omdat ik meerdere schama’s heb, zowel poppen als mannen. Daar komt bij dat de mannen op een na uit één bloedlijn komen en afstammen van een geweldige zanger. Naast de oude vader, heb ik ook nog twee van zijn zonen. Bovendien stimuleren ze elkaar. Ook de aanwezigheid van een of meerdere poppen geldt als een stimulans om te zingen.

 

In het algemeen dacht ik dat een vogel meerdere redenen kan hebben om te zingen. Zogauw het broedseizoen nadert zingen ze om hun territorium af te bakenen en/of om een pop te lokken. Het afbakenen van een territorium kan zijn een territorium waarin hij een pop zoekt om te nestelen, of een territorium voor zijn voedsel. In mijn tuin zingt de roodborst midden in de winter uit volle borst. Hoogstwaarschijnlijk om aan andere roodborsten duidelijk te maken dat het voedsel in dit gebied voor hem is.

 Naast het lokken van een pop en het afbakenen van een territorium zingt de schama ook nog gewoon voor de lol, althans die indruk krijg ik vaak! Mogelijk ook om zich gewoon te laten gelden.

 Een vogel die zingt zit in ieder geval goed in z’n vel/veren! Hij voelt zich dus goed, op zijn gemak en kan bovendien meerdere redenen hebben om te zingen. Een vogel die zich op zijn gemak voelt, voelt zich veilig in zijn kooi/voliere. In een voliere zijn meestal meerdere verschillende plekken waar hij kan zitten, in het licht, in de schaduw, een dak boven het hoofd, kortom hij heeft meerdere plekken ter beschikking om zich veilig terug te trekken. In een kooi is dat vaak moeilijker. Het is natuurlijk niet goed dat hij de hele dag in het (felle) licht zit. Hij wil natuurlijk ook wel eens wat beschutter zitten. Dus daar moet U dan voor zorgen!

 Zich veilig voelen ligt niet alleen aan de ruimte. Ook kunnen er bedreigingen zijn buiten die ruimte waardoor de vogel zich bedreigd voelt en dus niet op zijn gemak zit. Dat kunnen bepaalde andere vogels zijn en/of huisdieren of andere omstandigheden waardoor hij zich bedreigd voelt.

 Schama’s die niet of nauwelijks zingen kunnen ook ’n prikkel missen die dat zingen stimuleert. Zo’n prikkel kan zijn, de hoorbare en/of zichtbare aanwezigheid van een pop. Ook de hoorbare aanwezigheid van een andere man. Indien je twee of meer mannen hebt, zingen ze meestal niet allemaal even goed, omdat dan dominant gedrag optreedt. De ondergeschikte houdt dan wat vaker zijn snavel, maar je hebt dan in ieder geval wel zang.

 Ook andere vogelsoorten kunnen de zang van de schama stimuleren. Het is bekend dat met name roobborsttapuiten en sommige gaailijsters heel stimulerend werken op het zanggedrag van de schama. Ook kan sommige muziek of bepaald geluid heel stimulerend werken.

 Er zijn ook bandjes en discs verkrijgbaar met daarop schamalijster zang. Vaak is het zo dat dat in het begin wel effect heeft, doch dat effect, die stimulans, wordt allengs minder. Mijn verklaring daarvoor is de volgende (niet wetenschappelijk waterdicht!). Zoals eerder gezegd wordt de schamaman gestimuleerd door soortgenoten. Ze reageren op elkaar, wellicht kun je zeggen dat ze met elkaar communiceren.

 Een schamaman kan en zal weliswaar reageren op “het geluid” van zo’n disc, doch hij kan er niet mee communiceren. Wat de aspirant zanger ook probeert duidelijk te maken met zijn gezang, de andere kant leutert iedere keer precies hetzelfde! Ik denk dat vogels in dat opzicht net als mensen zijn. Als je iedere keer hetzelfde geleuter moet aanhoren en geen fatsoenlijke communicatie kunt hebben, dan hou je op een gegeven moment gewoon je bek!

 Over communicatie gesproken, het kan ook de communicatie met het baasje zijn die de schama tot zingen aanzet! Schama’s imiteren ook andere geluiden. Er zijn zelfs mensen die hun schamaman een bepaald deuntje leren. Ik ken iemand die bezig is zijn schama het Wilhelmus te leren zingen! Een van mijn schama’s imiteert het gekakel van mijn kippen.

  Met schama’s kun je een band opbouwen. Je kunt tegen ze praten, fluiten en je kunt regelmatig belonen met bijvoorbeeld een paar meelwormen of krekels. Iemand die deze methode hanteert is Tedd Swaalf uit Amsterdam. Zijn schamalijsterman mag vaak los vliegen in huis. Hij kan bovendien via de open trap naar zijn slaapkamer vliegen. Om teveel viezigheid van de ontlasting te voorkomen heeft hij op enkele plaatsen zitstokken geplaatst met daaronder een plankje voor het opvangen van de ontlasting. Een van die zitstokken bevind zich aan het voeteneind van zijn bed. Elke ochtend komt de schamaman daar zitten om Tedd te wekken. Uiteraard met fraaie zang. Staat Tedd niet snel genoeg op, dan vervolgt hij zijn gezang dicht bij het kussen. Tedd staat dan op en gaat naar beneden en de schama vliegt dan langs hem heen en gaat zitten wachten in zijn openstaande kooi. Hij weet dan namelijk dat hij enkele meelwormen zal krijgen. Ik denk dat dit een heel fraai voorbeeld is van communiceren met je schama. Natuurlijk betekent dat ook dat je veel tijd moet besteden aan je vogel, doch de beloning is er dan ook naar!

 Tot slot moet ook genoemd worden dat een vogel het zingen moet leren, er moeten voorbeelden zijn. Het is daarom voor de zangkwaliteiten waarschijnlijk beter als de schama genoeg tijd heeft gehad om het zingen te leren, waarbij het goed is dat hij response krijgt. Hij moet dus een goed voorbeeld hebben gehad, voortdat hij zichzelf verder kan ontwikkelen.

 Eind 2003 heb ik een schamaman terug gehaald bij iemand die hem precies een jaar daarvoor had gekocht. Deze vogelliefhebber vond dat hij niet goed zong. Ik heb de vogel teruggenomen en hem een andere gegeven. In 2004 heb ik met die schamaman gefokt en hij was tevens de beste zanger op mijn erf. Kwestie van stimuleren denk ik dan. Het kan natuurlijk ook zijn dat hij zich bij mij prettiger voelde, qua ruimte, omgeving en/of voeding? Deze vogel die blijkbaar van nature een goede zanger is heeft bij mij de goede omstandigheden gevonden die nodig zijn om zijn fraaie zang regelmatig te laten horen.

 Geef het dus niet te snel op indien Uw schama niet of niet genoeg zingt. Probeer eens na te gaan hoe U hem kunt helpen aan de hand van een of meerdere van de hierboven gegeven tips.

 Ger Tummers



Mestonderzoek kan heel nuttig zijn 

  Ruim voor het broedseizoen heb ik een aantal mestmonsters ingestuurd naar Jan de Weert uit Halsteren.  Bij deze monsters waren er ook enkele van Wim Heppings Goulds, die al een paar jaar problemen geven bij de kweek. Dat gold ook voor twee monsters van mijn schamalijsters. Verder waren er drie monsters bij van nieuw aangeschafte vogels.

De mestmonsters worden alleen microscopisch onderzocht en er wordt daarbij gekeken naar de aanwezigheid van bacteriën, parasieten (coccidiose, atoxoplasmose), schimmels en overig (verschillende soorten wormen).

Niet alleen de aanwezigheid van bovengenoemde besmettingen wordt door Jan de Weert gemeld, ook de mate waarin ze voorkomen.  Zo wordt de hoeveelheid bacteriën aangegeven met X1, X2 of X3, al naar gelang de geschatte hoeveelheid.

Naast het geven van de soort besmettingen geeft Jan de Weert ook een advies  voor het kuren. Voor bacteriën raadt hij aan te kuren met Baytril,. Tegen coccidiose en atoxoplasmose (dikke leverziekte) adviseert hij te kuren met ESB/3. Daarnaast geeft hij vaak het advies om geplette of geperste verse teentjes knoflook in het drinkwater te verstrekken. Ook dat is goed tegen bacteriele besmettingen.

De resultaten van dit onderzoek waren voor zowel Wim als voor mij erg belangrijk met het oog op het lopende/ komende broedseizoen. In de diverse monsters werden  een of meerdere van de hierboven genoemde besmettingen gevonden . Zo werden bij de goulds naast flinke bacteriele besmettingen ook luchtpijpwormen en haarwormen gevonden. Deze werden bestreden met Ivomectine. Na de voorgeschreven kuren bleken de kweekproblemen met de goulds te zijn verdwenen en werden er weer normale aantallen gezonde jongen  gekweekt.

De ernstig besmette goulds bleken allemaal te zijn aangekocht .Ook mijn aangekochte vogels bleken ernstig besmet te zijn. Extra verontrustend is dat zowel bij mijn en Wims aangekochte vogels atoxoplasmose werd aangetroffen. De hoeveelheid atoxoplasmose in de mest van de rode kardinalen nam sneller af door het kuren dan die van de schamalijsters. Mogelijk komt dat omdat de schama´s minder drinken en daardoor minder medicijnen binnen krijgen. De schama´s krijgen namelijk vrij veel dierlijk voedsel dat van nature al veel vocht bevat.

   Atoxoplasmose is “verwant “aan cocicidiose, doch het probleem van atoxoplasmose is vele malen groter omdat het door het hele lichaam is verspreid. Dus ook op plaatsen waar de doorbloeding minder is, zoals in pezen.  Daardoor is de bestrijding met medicijnen ook veel moeilijker, omdat er op die plaatsen weinig medicijnen komen door die slechte doorbloeding.

Besmetting met coccidiose is veel gemakkelijker te bestrijden omdat dit zich alleen in de darmen bevindt.  Volgens Jan van de Weert bevatten de monsters geen coccidiose. Hij kan duidelijk onderscheid maken tussen cocidiose en atoxoplasmose, hetgeen voor de duur van de kuurperiode belangrijk is.

De kosten van het mestonderzoek bedragen € 6, per monster.  De monsters werden per post opgestuurd naar Jan de Weert. Zijn telefoonnummer is 0164-685977. Na telefonisch contact zal hij gedetailleerd aangeven hoe de monstername en het opsturen dient te gebeuren.

Ger Tummers


De Bidsprinkhaan

Van alle rovende dieren is de bidsprinkhaan wellicht het gemakkelijkst door een handige speelgoedmaker na te bouwen. Het beestje handelt net als een opwindmechaniek. Meestentijds zit het, de veer strak gespannen, roerloos te loeren of er een prooi langs komt. De camouflage komt hierbij goed van pas. Is de prooi binnen bereik, dan loopt het klokwerk af. De vroom onder de kop gevouwen poten klappen uit en meteen weer in, op de terugweg met de prooi onverbiddelijk ertussen. Er bestaan opwindspaarpotten die op een zelfde manier het te sparen geld van de verjaarsvisite naar binnen harken. Alleen gaat het bij de bidsprinkhaan nog sneller.
Binnen een twintigste van een seconde is het gebeurd. Een sterke veer dus. Waar tegenover staat dat vanwege de grote snelheid correcties onmogelijk zijn. Maar dat betekent ook dat er geen correctiemechanismen ingebouwd hoeven te worden. Niks cybernetica of regelkringen. De slag moet gewoon in een keer raak zijn. Daarvoor zorgt de kop. Die draait als de geschutskoepel van een tank- krrrr-met het toekomstig slachtoffer mee-krrrr- tot dit in de vuurlinie is. Tastharen in de nek vertellen de grijppoten wat6 de richting van de kop, en dus ook van de prooi, is. Op het bevel ‘vuur!’ volgt alles of niets. Om precies te zijn: in vijfentachtig procent van de gevallen alles, slechts in vijftien procent niets. Een mooi gemiddelde voor een mechaniekje.
Natuurlijk is het heel moeilijk een speelgoed-bidsprinkhaan het onderscheid tussen de eigen soort en prooisoorten te leren. Maar dat is ook niet nodig. Een echte bidsprinkhaan kent dat ook niet. Alles wat binnen schootsafstand beweegt brengt het mechaniek in werking: koepeldraaien-vangpoten klaar? – positie opgenomen? – vuur!
Alles. Dus ook een soortgenoot die wenst te paren. Zelf bidsprinkhaan zijnde, weet het mannetje een wijfje als regel voldoende omzichtig te benaderen om erbovenop te klauteren. Maar daarna is hij verloren. In een ruk grist ze hem de kop van de romp. En zie hoe mooi de natuur in elkaar zit: terwijl zij van zijn kop peuzelt, maakt hij zijn karwei rustig af. Waarmee bewezen is dat een man voor het paren zijn kop niet nodig heeft. Na afloop is de rest van het lijf eveneens overtollig en beëindigt het wijfje, nu het zaad binnen is, haar maaltijd.
Van wreedheid kan bij zo’n opwindmechaniek geen sprake zijn. Zij gaat vrijuit. Maar hij heeft het aan zichzelf te wijten. Want het kan ook anders. Bepaalde roofspinnen houden uit voorzorg tijdens de paring de gevaarlijke wijfjeskaken omklemd. Eleganter nog is de oplossing van de ballonvlieg. Deze gaat eerst op pad om een prooi te vangen. Netjes in een ballonnetje verpakt biedt hij deze als cadeautje het vrouwtje aan. Terwijl zij het aan de voorkant uitpakt, pakt hij haar van achteren.
Toch gaat mijn hart uit naar de wolfspin. Die is nog leper. Ook hij komt braaf met een presentje voor zijn geliefde aanzetten. Ook hij eist daarvoor meteen een tegenprestatie. Maar zo gauw hij die-vlug, vlug- heeft genoten, grist hij het pakketje terug om er een ander voor korte tijd mee te verblijden. Over een afgelikte boterham gesproken. En dan te bedenken dat er een verwant van de ballonvlieg is die ze nog bruiner bakt. Zijn ballonnetje blijkt leeg. Wie zulke prachtige diertjes in elkaar weet te zetten moet zich een God wanen.
(Dit stukje is volledig overgenomen uit het boekje “HET BEEST” van Midas Dekker. De in dit boekje gebundelde stukken  werden eerder door de Vara  uitgezonden in het  radioprogramma  “Vroege vogels”.)
(bijdrage aangeleverd door Ger)